Toen de oorlog uitbrak op 10 mei 1940 was ik 16 jaar. Wij hadden wel eens wat over oorlog gehoord maar als je jong bent denk je daar niet zo veel over na. Maar toen ‘sochtends op de bewuste 10 mei om 04.00 uur onze ouders kwamen zeggen: sta maar vlug op het is oorlog, werd het anders. De lucht was vol van vliegtuigen die vanuit Duitsland richting Nederland vlogen. Zoiets hadden wij nog nooit eerder gezien. Op die morgen stonden alle mensen angstig buiten naar de lucht te staren. Wat zouden wij nu nog allemaal beleven, vroeg men zich af. Spoedig zagen wij ook hele rijen soldaten met paarden en wagens met oorlogsmateriaal Nederland in marcheren.
We hadden ons huis weer voor ons alleen, maar er ontbrak van alles. Wat wij in de grond hadden begraven was allemaal gestolen en ook binnen in huis vonden wij niets meer terug en alles en alles was weg. Mijn broer kreeg later nog een ongeluk met brandbommen die daar toen in de buurt nog in het land lagen. Door het fosfor verbrandde hij beide benen. Later werden wij hier en daar geholpen en van lieverlee werd het leven weer een beetje “normaal”. Het duurde wel lang, omdat we helemaal opnieuw beginnen moesten.
Maar langzaamaan konden wij toch weer wat vee kopen en ook weer een paard en een kar, wat kippen en varkens. De levensmiddelen en het textiel bleef toch nog lang op distributiebonnen.
We hadden de slechte tijd overleefd en gelukkig was van ons gezin niemand verongelukt, in vele andere gezinnen betreurde men vaak een of meerdere doden. Het was allemaal een verschrikkelijke belevenis en een ellendige tijd. Wij zullen dit nooit vergeten en hopelijk komt dit nooit meer terug.
Joep Stammen
De eerste twee jaren verliepen tamelijk rustig, maar toen kwamen die bombardementen op Duitse steden. ‘s Nachts was er een verschrikkelijk gebrom en geronk in de lucht, van de vele geallieerde vliegtuigen die overvlogen met hun bommenlast. Overal waren zoeklichten met de verlichte strepen die de lucht afzochten en er werd ook geschoten door luchtafweergeschut. Dan moesten wij dikwijls ons bed uit omdat we bang waren voor een verdwaalde bom of een aangeschoten vallend vliegtuig. Dan zagen wij in de verte boven een stad de vele lichtkogels hangen. Het was net een vurige kerstboom in de lucht. Wanneer wij dan buiten stonden naar de donkere lucht te staren hoorden wij het geritsel in de lucht van slierten papier, aan een kant was het zwart en aan de andere kant was het zilver papier, die werden met grote pakken uit de vliegtuigen gegooid en ze dienden voor de storing van de radar en de radioberichten. ‘s Morgens vonden wij de grote slierten papier dan in de tuin of op het land, overal lag dat spul. En zo werden er ook grote pakken levensmiddelenkaarten (distributiebonnen) uit de vliegtuigen gegooid. Wie dan maar het geluk had om die bonnen te vinden, maar daar mocht natuurlijk niet over gesproken worden.
Ook werden er fosfor plaatjes uit gestrooid, als de zon daar op scheen kan er brand door ontstaan. De blaadjes “ DE WERVELWIND” en “DE VLIEGENDE HOLLANDER” werden ook op die manier ‘s nachts uitgestrooid, ook foto’s van koningin Wilhelmina en het koninklijk gezin van Bernhard en Juliana. 's Morgens als het dan licht was vond men zoiets dan wel eens zo hier en daar. Meestal op ‘t land hier in de omgeving, maar men mocht ze eigenlijk niet oprapen, je was verplicht ze bij de politie in te leveren, maar dat deed natuurlijk niemand. In Milsbeek bij de familie Laaracker op het land is ’s nachts een keer een vliegtuigbom gevallen, dat was een verschrikkelijke harde dreun en ver in de omtrek te horen. Daar ben ik ook nog met vele anderen later gaan kijken, er was een groot gat geslagen in het land, maar gelukkig niemand gewond of verongelukt.
Zo gebeurde hier en daar toch wel van alles, maar wij kunnen het nog navertellen, maar vergeten nooit meer.