De omgeving: Afferden
Voor gegevens over Afferden kunnen we terecht bij H. Ferber, in de 19de eeuw archivaris van de familie Von und zu Hoensbroeck op Slot Haag bij Geldern. De Hoensbroecks waren de opvolgers van de Schenk van Nydeggens als bewoners van Bleijenbeek.
Afferden, waarvan gezegd wordt dat het net als Cuijk teruggaat op een nederzetting van de Angelsaksen ('Offerton') voordat deze naar Engeland oversteken, is een afsplitsing van het gebied van de heren van Geysteren, dat op zijn beurt voortkomt uit de voogdij Straelen. Straelen komt via Irmgard van Aspel aan het bisdom Keulen, dat het (ca. 1060) schenkt aan de abdij Siegburg. De graven van Gelre hadden de voogdij, en trekken geleidelijk aan het gezag aan zich.
Afferden werd in twee delen beleend, 1/3 deel door het graafschap Cuijk, 2/3 deel door de aartsbisschop van Keulen. Tot 1540 ook aan verschillende families: Schenk van Nydeggen en Van Myrlar (=Meerlo). In 1360 is er in Afferden sprake van twee rechters, waarvan er één benoemd wordt "von onser vrouwen wegen van Floersem" (de weduwe van Hendrik Schenk van Nydeggen) en de ander "van ons heren wegen heren Jacops van Myrlar, here van Mylendonk" (Mylendonk was een heerlijkheid bij Mönchengladbach, waar aan de Niers het gelijknamige kasteel nog staat).
In die tijd (1379, 1387) stond het kasteel in Afferden aan de Maas, in de uiterwaarden ("Heerenwaard") zuidelijk van de Veerweg.
Bleijenbeek bestond toen al wel; het wordt in 1343 al genoemd, en in de lijst van Graefenthal uit 1381 kwamen we een Henricus de Blidenbeke tegen, met zijn zoon Petrus. Maar pas in 1406 ruilt een Wynand Schenk van Nydeggen de "grote tienden" van Afferden, die hij in leen had van de aartsbisschop van Keulen, tegen Bleijenbeek (ook een Keuls leen) met Rutger van Alpen, heer van Gairstorp, en zijn vrouw Luckarde van Mierle.
Het lijkt er dus op dat voor 1400 de familie Van Mirlar/Mierle op Bleijenbeek woonde (het in bezit had tenminste), en de Schenks op het kasteel aan de Maas. Rond 1400 doen de Van Mirlars hun deel van Afferden over aan Sybrecht van Blitterswick en trekken de Schenks naar Bleijenbeek, dat als nieuw kasteel uitgebouwd gaat worden.
Na 1528 wordt Afferden ook als leen van de Gelderse hertog genoemd, maar met een grote zelfstandigheid. De heren van Afferden hieven zelf belastingen, en ontvingen vergoedingen van omliggende boerderijen (in Bergen en Goch) voor het gebruik van bijvoorbeeld de Afferdse heide.
Als zij in 1495 de Gelderse hertog Karel van Egmond financieel steunen verklaart deze uitdrukkelijk dat het hier een gunst betreft, en geen verplichting. Ook in 1547 bevestigt Karel V de privileges en vrijheden van de heerlijkheid Afferden.