welkom in siebengewald hertogdom kleef stadt goch gemeente weeze schepenbank afferden schenk van nydeggen gemeente bergen provincie limburg hertogdom gelre/gulik
Sevengewalt - Zevenghewaet
De Geschiedenis van Siebengewald
Uit de aantekeningen van Frans Rutten

Frans Rutten, wonend in Nijmegen, heeft veel van zijn herinneringen op papier gezet, vanaf zijn jeugd voor de oorlog tot aan de terugkeer naar Siebengewald na de bevrijding. Hieruit is een selectie gemaakt voor deze pagina, waarbij ook het evacuatie-dagboek van zijn broer Joos is gebruikt.

1938. De ontwikkelingen in Duitsland leidden er toe, dat soms vluch­telingen de grens over kwamen, die het daar niet meer zagen zitten. Dat waren vooral joden. Bij ons thuis zijn er meerdere keren enkelen opgevangen om op verhaal te komen, voordat zij verder trokken, meestal naar Amsterdam. Zij kwamen via iemand uit Asperden, die de grens kende als geen ander, want in de jaren 20 en begin 30 had deze man op grote schaal gesmokkeld. Vooral koffie, thee, tabak e.d. waren zeer gewild, omdat die in Duitsland na de eerste wereldoorlog schaars waren door het verlies van eigen koloniën in Afrika. Nadat hij toch een keer was gepakt ondanks zijn gepantserde auto was hij veroordeeld tot enkele jaren gevangenisstraf en "Ehrverlust" d.w.z. ontzegging van het recht om het land actief of passief te dienen. Dit werd voor hem een voordeel toen er weer oorlog kwam. Deze man had ook een contactadres in Amsterdam, een zekere Maria, die deze gevluchte joden dan weer opving en verder hielp. Deze menslievende activiteit was overigens in Nederland verboden, omdat het verwijten zou kunnen opleveren i.v.m. de neutrali­teit, die Nederland nastreefde. Het hoofd van de plaatselijke politie, de opper, kwam dan ook een keer bij moeder op bezoek om haar daarvoor te waarschuwen. Dat was met Kerstmis 1938, toen er weer 3 of 4 van deze mensen bij ons een nachtje hadden geslapen en gegeten.

Het begin van de oorlog.
Kort voor 10 mei waren alle dienstplichtigen opgeroepen, omdat de inval toch wel verwacht werd. Mijn broer Nol was onderwij­zer,(ik zat bij hem in de klas) niet dienstplichtig i.v.m. vrijstelling wegens broederdienst en al 7 jaar werkloos.Hij verving een onderwijzer, die wel opgeroepen was. Op 10 mei werden wij midden in de nacht wakker door abnormaal veel vliegverkeer. Al spoedig bleek, dat om 12 uur de duitsers de grens over waren getrokken en wij in feite toen al bezet gebied waren. Toen het licht werd konden we een voortdurende kolonne militairen met paarden, kanonnen enz. zien trekken over de secundaire wegen net over de grens. De hoofdmacht bewoog zich langs de Gochse dijk richting Maas. Weerstand was er niet. Enkele wegversperringen werden omtrokken of opgebla­zen en vertraagden de opmars niet. Wij konden daar niet direct veel van zien, want de deur uitgaan liet je wel uit je hoofd. Onze kostgangers/soldaten konden ook geen kant meer op. Ze overwogen in burgerkleding te vertrekken en zo te proberen in de Nederlandse linies terecht te komen, maar voordat ze het er over eens waren of ze dit zouden doen kwamen er duitse solda­ten naar ons toe om hen op te halen en daarmee werden ze als krijgsgevangenen afgevoerd. Dat overkwam ook de plaatselijke politiemensen. Het postkantoor werd ook bezet en de kantoor­houder Clevers) werd meegenomen.Er stond een duitse soldaat voor de deur en telefoonverkeer was niet meer mogelijk.

Midden oktober ´44 werden op een dag Kleef en Emmerik in puin gegooid door enkele honderden bommenwerpers en die kwamen op de terugweg laag overvliegen. Een of twee van die vliegende forten heb ik neer zien schieten door afweergeschut, dat in de buurt van Asperden stond opgesteld. In die periode kregen we ook te maken met de aanleg van tankgrachten in de velden over de Belt, Koekoek en verder. Daarvoor werden plaatselijk mannen gedwongen om aan mee te helpen, maar ook jongens uit Polen, die bij de Arbeitsdienst waren ingelijfd en krijgsgevangenen uit Rusland maakten deel uit van die werktroepen van de organisation Todt. De toenmalige meisjesschool zat vol met die mensen en wij zelf hadden enige tijd ons cafe vol met die Poolse jongens.

Eind december kwam het bevel, dat alle mensen, die niet afkom­stig waren uit Siebengewald zelf, moesten vertrekken. Zij zouden op 31 december bij elkaar moeten komen bij de kerk om van daaruit te vertrekken naar Goch en verder via Kleef en Emmerik naar 's Heerenberg en dan verder naar Noord Nederland. Onze tante voelde daar begrijpelijkerwijs niets voor, want dan zou ze wellicht gescheiden worden van de rest van haar gezin. Met een gecharterd paard en wagen heeft broer Joos haar weggebracht naar het adres, waar de rest van de familie ver­bleef. Maar zo waren er veel meer mensen plotsklaps verdwe­nen. Op de bewuste 31e december kwamen er dus maar weinig mensen opdagen om te vertrekken. De "Grüne Polizei", die belast was met de organisatie van de evacuatie werd daarop zeer boos en begon in het wilde weg mensen opdracht te geven zich binnen 2 uur gereed te maken voor vertrek. Omdat wij zogenaamd niet wisten, waar tante met haar kinderen was geble­ven waren wij ook het slachtoffer van die "razzia".

Zo vertrokken wij dus op 31 december rond het middaguur uit Siebengewald naar Goch, waar we bij elkaar werden gedreven tot het bepaalde kwantum bij elkaar was. "Wij", dat waren moeder, Harrie, Mia en Frans. Joos wilde het verdere evacuatieplan afwachten en ging naar de Lakei, waar zijn latere vrouw Rika woonde en die familie mocht nog blijven. Nu had moeder een verre nicht of zo, die in Goch woonde. Zij zag kans de colonne te verlaten om daar naar toe te gaan. Haar familie bood ons met aandrang aan bij hun in te trekken en de verdere ontwikkelingen daar eens even af te wachten. Toen de ons begeleidende Grüne van Poolse afkomst, die we redelijk goed kenden, opzettelijk even niet oplette, verlieten we het gebouw, waar we bij elkaar werden gedreven en verdwenen naar die familie, die op de Mühlenstrasse een boerderij bewoonde. Zo goed en zo kwaad dat ging hebben we daar nog een beetje oud en nieuw gevierd. Er waren in elk geval Berliner bollen.
Na een week in Goch, dus op 6 januari '45 werd toch de rest van Siebengewald gesommeerd te vertrekken met uitzondering van enkele families, zoals de smid, die om "Kriegswichtige" redenen mochten blijven. Daarop hebben wij besloten ook met hen mee te trekken, want de risico's alleen achter te blijven in verboden gebied waren te groot. Hoe die tocht tot in Noord Overijssel verliep is beschreven in het dagboek van Joos dat hierna volgt. Hij sloot zich bij ons aan, terwijl Harrie besloot alleen achter te blijven. Hij heeft dan ook de oorlogshandelingen, die in februari begonnen met de "operatie veritable", meegemaakt.

Evacuatie-dagboek van Jos. Rutten (1917-1988) te Siebengewald.

Het dagboek is bijgehouden van 6 januari tot 13 februari 1945. Terwille van de authenticiteit is het getypt in de spelling, zoals Joos die gebruikte.

Op 6 januari 1945 kwam het bevel van de Duitsche weermacht, dat heel Siebengewald moest evacueeren. Om 7.30 uur kwam de Grüne Polizei en zette ons binnen de 2 uur op straat. Op zwaar beladen fietsen en handkarren ging de marsch den eersten dag naar Goch, waar we ´s middags om 3 uur aankwamen. Daar hebben we gegeten (erwtensoep) en geslapen in het ziekenhuis en in eenige grote gebouwen. De volgende morgen &plusmin;8 uur, moesten we verder naar Cleef onder zeer slechte omstandigheden, b.v. slechts enkele boerenkarren voor de zwaarste zieken en kleine kinderen en gladde wegen. In Cleef aangekomen kwamen we in een groot schoolgebouw nagenoeg zonder ruiten en op een klein laagje stroo. Blij dat we den volgenden dag weer vertrokken naar 's Heerenberg. Dat was een zware dag. Een zware sneeuwval den ganschen dag Aan den Rijn een paar uren moeten wachten om overgezet te worden. Eenmaal overgezet kwamen we in 't zwaar gebombardeerde Emmerich, wat voor onze Hollandsche mensen reeds een kleine opluchting was. Dan kwam er al gauw de Hollandsche grens in zicht en steeg bijna een hoerageroep op bij het naderen van 's Heerenberg. Hier aangekomen werden we werkelijk hartelijk ontvangen. Dadelijk werden we ondergebracht in grote lokalen en bij burgers, waar we onze doornatte kleren weer eens goed konden drogen. Hier zijn we een dag overgebleven, zodat we weer eens goed konden uitrusten.

10 januari ´45
Op 10 Januari vertrokken we naar Zeddam, waar we een nacht hebben doorgebracht bij bakker Winters, zeer vriendelijke en goede mensen.

11 Januari ´45
Van Zeddam zijn we vertrokken naar Hoog Keppel, waar we ons kwartier kregen in een groot verlaten kasteel. Hier kregen we brood en dikke roggepap, niet erg smakelijk, maar enfin. De volgende anekdote zal ik nooit vergeten! In ons gezelschap bevond zich de pastoor van Afferden met zijn huishoudster. We werden geacht zij aan zij te slapen in een grote zaal met langs de wanden een laag stro en er was nauwelijks verlichting. Toen iedereen zo goed en zo kwaad als het ging lag klonk plotseling de stem van de pastoor met de vraag aan zijn huishoudster: "Marie, we liggen toch niet onder één deken?" (FR).

12 Januari ´45
We moesten vroeg op stap. Alle bagage op boerenkarren geladen en de reis zou worden voortgezet naar Hengelo (Gld.), maar daar aangekomen moesten we nog 11 km. verder, nl. naar Ruurlo. In Hengelo een half uur rust met een flink bord pap. In Ruurlo aangekomen kregen we direct warme stamppot. De bagage werd ondergebracht bij een drogist en ons kwartier kwam in de tekenschool. Goed droog stro en flink warm, dus we konden eens goed uitrusten. Voor allen werd goed gezorgd. 's Morgens om 8 uur brood met kaas of worst en 's middags stamppot met vleesch erdoor gestampt en ´s avonds weer brood met melk of koffie. Ook kregen we nog een bon voor klompen en kregen op de Swift klompenfabriek daarvoor een paar klompen, die we zoogezegd niet missen konden, want er lag nog altijd een flinke laag sneeuw. Zoo hebben we daar 4 dagen geleefd.

16 Januari ´45
Op 16 Januari vertrokken naar Borculo. Daar moesten we, als overal, ons eerst melden met de stamkaarten. Daarna kregen we voor een dag bonnen; 4 rantsoenen brood, een beetje boter en een rantsoen pap. Daarna werden we weer ondergebracht; de groote gezinnen weer in scholen en wij met 4 personen bij burgers. We kwamen bij een groentenboer, van Emsbroek geheeten. 't waren protestanten, overigens heel goede mensen. De kost moesten we daar gaan halen in de gaarkeuken; 't bed was verrukkelijk, maar het was slechts voor een nachtje, want de volgende dag

17 Januari ´45
om 9.00 uur moesten we weer verder naar Stokkumerbroek; 't ging over Diepenheim. Met mijnheer kapelaan fietsten we vast vooruit (de bagage zat allemaal op wagens) en hoorden we in Diepenheim bij het comité, dat daar de ouden van dagen uit Gennep ondergebracht waren. Hier brachten we een kort bezoek, waar mijnheer kapelaan og een paar van zijn bekenden trof. Even een praatje gemaakt, een cigaretje gerold en we moesten weer verder naar onze nieuwe standplaats in Stokkumerbroek. Daar werden we bij boeren ondergebracht. Dat hadden we niet beter kunnen treffen. Direct kregen we ouderwetse erwtensoep, die hadden we natuurlijk al lang niet meer gehad. Slapen deden we in de schuur op het hooi; moeder en Mia hadden een bed. Zoo hebben we daar een paar dagen heerlijk geleefd en moesten we met een wee gemoed weer afscheid nemen van die goeie mensen om op

20 Januari ´45
weer verder te trekken naar Rijssen. Hier kwamen we tegen 1 uur namiddag aan. Hier werden we aan een onderzoek onderworpen of we misschien iets bij ons hadden b.v. luizen of vlooien. Dit liep echter goed voor ons af en we kregen eerst weer de eeuwige stamppot. Daarna werden we weer ingekwartierd bij burgers, tenminste degenen, die vrij waren van ongewenste gasten, de anderen bleven in een school. We kwamen dan weer bij Protestantse mensen in twee verschillende huizen. De kost kregen we van vluchtelingenzorg aangeboden, brood met kaas en pap. Het bed was overheerlijk en we hebben weer eens flink geslapen. Ook hadden we vrij roken bij die mensen, want ze hadden ook eigen teelt (tabakFR). Zo is het zwerversleven vol afwisseling want Maandag

22 Januari ´45
ging 't weer verder naar Nijverdal. Ook hier weer eerst melden. Ook troffen we hier nog wat bekenden uit ons dorp n.l. de fam. Schoofs en fam. Jacobs-van Stiphout; die waren daar nog achtergebleven wegens gebrek aan vervoersmiddelen. Hier kregen we dan onderdak in een groote school. De kapelaan en de zusters gingen naar de zusters in Nijverdal. En zo zaten we dan weer in het stroo. Intussen werd het weer ook al niet beter en we kregen al gauw bericht, dat we voorlopig wel hier zouden blijven. Nou het eten was wel niet slecht maar niet te veel; de stamppot is altijd anders, maar smaakt altijd hetzelfde. Het brood werd besmeerd met een mengsel bestaande uit olie, geraspte kaas en aardappelmeel; dat is erg tegenstrijdig en we hebben gevraagd om alleen 't brood. Dit kregen we direct en toen konden we er zelf wat boter of ham bijdoen (uit eigen voorraad FR) Intussen leven we hier van den eenen dag in den anderen en brengen den dag door met wat kaart-spelen. Ook gaan we wel eens den boer op om wat melk, eieren en brood te kopen. Zaterdag 27 Januari zijn we naar onze oude standplaats Stokkum geweest; daar hadden we een goede dag. 13 liter melk, 24 eieren, brood, worst, een flinke bos eigen teelt enz. Zo is die dag goed geweest en de 40 km. lange weg goed beloond geworden. Zondag 28 Januari zijn we naar de kerk geweest. Er was om 9.00 uur een H. Mis voor de geevacueerden in de weverij, daar de RK kerk gebombardeerd was. De noodkerk was wel mooi ingericht. Op 29 Januari niets nieuws beleefd, alleen dat er in de stad een 16 tal gijzelaars opgepikt werden, vermoedelijk voor de moordaanslag op 2 politiemannen, waarvan er een direct dood, de ander levensgevaarlijk gewond was. Onder de gijzelaars zijn de Dominee, de onderdirecteur van de textielfabriek en vele vooraanstaande personen.

30 Januari ´s morgens naar de H. Mis, daarna maar weer brood gegeten en dan onze kamer opgeruimd, want we zullen nog 15 personen bij ons in moeten laten wonen.. Met schoon stroo en goed schoon-gemaakt wachten we maar weer af. Tegen de middag kregen we er een familie bij uit Bergen, 7 man.

31 Januari ´s morgens naar de Mis, dan brood eten, 's middags naar de kapper, dan maar weer gekaart, dan maar weer naar de andere school een beetje buurten. 1 Februari niets bijzonders aan de markt. Naar Rijssen geweest, bij den timmerman een houten koffer gekocht voor de kleren in te pakken. 2 Febr. zijn we de boer op geweest naar Stokkum: goeie dag gehad, 6 liter melk, 12 eieren, brood en rogge en weer wat eigen teelt. 3 Februari was weer eens een dag met afwisseling. 't Was een mooie heldere dag, dus vliegweer vooor de Tommies. 't Duurde dan ook niet zoo heel lang of de eerste jagers kwamen opdagen.Tegen een uur of elf begonnen ze met den aanval op de spoorlijn. Een twintigtal bommen ontploften in de buurt van het station. Maar zooals bij ieder bombardement misten ook hier enkele bommen hun doel, o.a. een op de weverij, groote materiële schade, ook een stuk of vier in de buurt van onze school in een weiland, waarbij een tiental ruiten het moest ontgelden, evenals in de hele stad, waar veel glasschade veroorzaakt werd. Later op den dag deed het gesprek de ronde, dat er ook 5 tot 7 mensenlevens te betreuren vielen. De hele dag door bleven ze boven de stad vliegen en hebben we nog enkele bange oogenblikken doorstaan. Tegen middernacht werden we weer opgeschrikt door een hevigen knal, een bom, maar we kwamen met de schrik vrij en sliepen maar weer door.

Zondag 4 Februari om 9 uur naar de kerk. 't Weer was weer helemaal omgeslagen en 't lijkt of het de hele dag zal regenen.
Maandag 5 Februari tegen 11 uur weer een bombardement op de spoorlijn, veel schade aan huizen.
6 Februari: geen brandstof meer aanwezig. Wat nu gezongen; goede raad is duur, maar al gauw weet iemand te vertellen, dat er aan de weg naar Wierden groote turfbelten zijn, dua de fiets gepakt en er op af. Met groote zakken op de fiets waren we in een uur uit en thuis en was deze nood ook al weer gelenigd.
7 Februari, geen bijzondere gebeurtenissen.
8 Februari ben ik op stap geweest om voor ons vieren een boer op te scharrelen, maar dat viel ook zoo tegen, dat ik daar verder ook maar van afgezien heb. 's Avonds thuis gekomen vertelden ze, dat er weer 2 bommen gevallen waren, weer op de spoorlijn, tenminste een, de ander midden op een huis, dat tot onder de fundamenten verwoest werd. Gelukkig geen dooden, de mensen waren reeds eerder vertrokken.

9 Februari geen nieuws in de stad; alleen doen de geruchten de ronde, dat de Canadeezen een groot offensief hebben ingezet ten Zuid Oosten van Nijmegen en goede vorderingen hebben gemaakt. U kunt niet gelooven hoe de stemming in ons kwartier veranderde; de kansen werden druk besproken hoe en wanneer we weer naar ons Limburg terug kunnen waar we allen zoo naar verlangen.

Zaterdag 10 Februari weer slecht weer. Na het ontbijt eerst naar de kapper. Dan voor ´t Comité tafels en stoelen halen in de Christelijke school, daar de evacué's, die daar ondergebracht zijn in onze school komen wegens 't gevaar van bommen, daar die school dicht bij de fabriek en de spoorlijn ligt. Na het middageten, dat uit goede erwtensoep bestaat, moeten we weer turf organiseeren, want de brandstof raakt weer op.
Zondag 11 Februari 's morgens om 6 uur op, want er wordt Mis gelezen in de gang van onze school om 7 uur. Eerst was de mis voor de vluchtelingen in de fabriek om 9 uur, maar ook alweer voor ´t luchtgevaar wordt daar ook maar alleen ´s morgens om half zeven en om half acht gelezen. Daarna ontbijt. Dan loopt het gerucht, dat er razzia wordt gehouden en jawel, al gauw hoorden we, dat er verschillende mannen het persoonsbewijs afgenomen werd. Ook de evacué's, die zich op straat waagden werden de dupe. Dus was het zaak om binnen te blijven. Tegen den avond kregen door tussenkomst van de kapelaan tenminste de evacué's hun persoonsbewijzen terug. Ze hadden dien dag moeten werken voor de weermacht. Ook kregen we tegen den avond bericht, dat we den volgenden dag zouden vertrekken naar Balkbrug. Dit was eigenlijk een onverwacht bericht, daar we ons in die 3 weken al goed gewend hadden.
(Het verblijf van 3 weken in Nijverdal duurde zo lang, omdat in die periode de bewoners van Venlo en Roermond per trein via Duitsland werden geëvacueerd naar Noord Nederland. Die moesten eerst onderdak zijn, voordat wij weer verder konden FR.) Maandag 12 Februari ´45 Om 9 uur vertrek naar Balkbrug; ca. 40 boerenwagens stonden gereed om ons te vervoeren. 't Weer was prachtig en de reis ging zeer voorspoedig over Ommen, waar eerst gegeten zou worden. Maar jawel, de heer burgemeester (N.S.B.) had niets geregeld en zo ging het direct door naar Balkbrug, waar we al om half drie aankwamen. We werden hier ondergebracht in een groot gesticht.

(Hier eindigt het dagboek van Joos)

In Siebengewald was ondertussen Harrie weer gearriveerd, zodra Siebengewald, Goch en omgeving waren bevrijd. Hij was immers achtergebleven toen wij evacueerden. De fa. Weijs beschikte al weer spoedig over een legervrachtwagen met aanhanger. Als mensen zelf voor de benzine konden zorgen, was hij bereid daarmee dorpsgenoten in Drente op te halen. Harrie had wel zoveel contacten met de Tommies gehad, dat hij aan benzine wist te komen en zo kon het gebeuren, dat eind mei '45 plotse­ling een vrachtauto verscheen, die een aantal Siebengewaldse gezinnen kwam ophalen. Omdat wij wisten, dat dit kon gebeuren, hadden wij daar al rekening mee gehouden. Het inpakken van onze schaarse bezittingen vroeg dan ook erg weinig tijd. In de namiddag vertrokken wij hals over kop bij onze gastgevers. Gezien de verstoorde verhouding kregen we nog geen boterham mee voor onderweg, maar dat was niet erg; we gingen immers naar huis en dat was het allerbelangrijkste. Het was een lange rit in een tamelijk open wagen en het was fris maar droog weer. 's Avonds laat kwamen we in Mook aan, waar we echte koffie met wittebrood kregen. Het was veel lekkerder dan taart!! en we werden er weer een beetje warm van. In het donker kwamen we aan in Siebengewald, zodat we niet meteen al te veel zagen van alles wat er kapot was, maar dat kwam later wel. We hadden overigens wel een idee ervan, want onderweg hadden we vanaf Mook natuurlijk al wel het een en ander aan troosteloze puinhopen gezien in het Noord Limburgse land. Ons huis aan de kerk was onbewoonbaar en we namen onze intrek in het huis aan de Kloosterweg 2, dat mijn ouders in de derti­ger jaren hadden gekocht, maar dat verhuurd was aan 2 gezin­nen. Wij moesten daar dus bij in gaan wonen en met wat passen en meten lukte dat ook wel.

Geleidelijk aan kwamen de mensen weer terug. Vele huizen waren zwaar beschadigd of onbewoonbaar, maar iedereen was toch wel blij weer terug te zijn. Over die eerste tijd valt ook nog wel wat te vertellen, maar het lijkt mij een beetje buiten het kader van dit verhaal te vallen. Laat ik het voorlopig dus hier maar bij houden.

Frans Rutten, Nijmegen